Mag ik u wat vragen, meneer?

April 29th, 2016

Nick van Bree

Benieuwd naar het artikel, lees dan verder!

Het is zaterdagmiddag en het weer mag, voor een dag in april, trots het label "heerlijk" dragen. Ik loop met een stel vrienden door de binnenstad van Nijmegen. We raken verzeild in een gesprek over de maatschappelijk relevantie van de kaasschaaf en terwijl een van ons een filosofische kreet uitslaat, gebeurt het…

Vanuit een bijna onzichtbaar steegje komt er een vrolijk meisje in een felrode jas voor ons gesprongen. “En geniet u een beetje van het weer, meneer?”, vraagt ze. Ze heeft haar blik volledig op mij gefixeerd. Hulpbehoevend kijk ik om me heen. Ik zie aan de gezichten van mijn vrienden dat ik er vanaf nu helemaal alleen voor sta. 

In dit soort situaties zijn er twee soorten mensen. De eerste soort is de assertieve bijdehand die alle trucjes van de verkoopster doorziet, vervolgens met een slimme wedervraag op de proppen komt, om daarna weer vrolijk door te filosoferen over de gesneden-kaasgeneratie. Ik val onder de tweede categorie: de ontwijker. Deze soort mens haalt alles uit de kast om de verkopers mis te lopen. Wanneer hij dan onverhoopt toch wordt "aangevallen" wacht hij beleefd het verhaal van de verkoper af, enkel en alleen om een goede smoes te verzinnen om zo snel mogelijk weer weg te lopen. 

Ik geef antwoord en de rode jas overvalt me met de volgende vraag: “ Mag ik u wat vragen, meneer?”. In mijn hoofd schreeuwt een klein stemmetje: “Ok, rustig blijven nu! Waarom zou ik op dit moment geen tijd hebben? Moet ik mijn scriptie afmaken? Nee, te cliché. Is mijn hond net overleden en zit ik daardoor erg in de knoop met mezelf? Nee, te vergezocht. Moet ik naar de wc? Ja, die zou wel eens kunnen werken!”. Het meisje kijkt me aan met een set ogen waar menig man in zou verdrinken. En nog voordat ik het besef hoor ik mezelf zeggen: “ Ja hoor, jij wel! Ik heb de tijd!” 

Vijf minuten gepraat, geknik en gemompel later heb ik me weer bij mijn vrienden gevoegd en lopen we verder door de drukke winkelstraten. Ik hoor een van mijn vrienden tegen me zeggen; “ Wat wilde dat meisje eigenlijk?”. Ik geef geen antwoord. Ik denk alleen maar aan de komende tien weken, tien lange weken waarin ik door mijn eigen domme schuld iedere week een VARAgids op de deurmat vind. Een VARAgids die ik toch niet ga lezen.