Ward Kelder: de waarheid

October 25th, 2013

Lucas de Jong

Ward Kelder is hoofd onderwijsmanagement. Dat klinkt als een heel belangrijke taak, maar toch krijgen de meeste studenten niet zo veel met hem te maken. Op de achtergrond is hij echter wel belangrijk voor het functioneren van het onderwijs in de faculteit en de studieverenigingen. Synjaal sprak met hem over zijn werkzaamheden en over zijn mening over de studieverenigingen.

LdJ: U bent hoofd onderwijsmanagement. Wat zijn uw taken?
WK: In het faculteitsbestuur zit een decaan en twee vice-decanen, waaronder de vice-decaan onderwijs, Anna van der Vleuten. Zij en ik zijn verantwoordelijk voor al het onderwijs dat gegeven wordt op de faculteit. We houden ons niet bezig met de inhoud, dat doen de docenten zelf. Anna van der Vleuten houdt zich bezig met het beleid en ik hou me bezig met de uitvoering en de leiding daarvan. Ik geef leiding aan het onderwijscentrum. Daar werken zo’n 25 medewerkers, waaronder de studieadviseurs, beleidsmedewerkers en de mensen van het studielandschap. Met zijn allen zijn wij verantwoordelijk voor  de operationele uitvoering van het onderwijs. Samen met Anna van der Vleuten zit ik ook in het platform onderwijsdirecteuren van de RU. In mijn taak als hoofd onderwijsmanagement heb ik vooral veel contact met de bachelor- en mastercoördinatoren, bijvoorbeeld rondom het aantal contacturen dat de opleidingen aanbieden. Ook als er problemen zijn, bijvoorbeeld met het afstuderen van individuele studenten, word ik erbij gehaald.

LdJ: Hoe bent u op deze functie terechtgekomen?
WK: Ik werk hier nu al meer dan 27 jaar. Van 1991 tot 2004 gaf ik onderwijs, met name aan grote groepen. Ik heb cursussen als Accounting, Boekhouden 1 e.d. gegeven. In 2004 kwam er een functie vrij en aangezien ik al het nodige deed bij de opleiding bedrijfskunde (bijvoorbeeld in de examencommissie, red), vroeg de toenmalige vice-decaan mij voor deze functie.

LdJ: Vindt u het managen nog steeds leuk?
WK: De manager staat tegenwoordig in een kwaad daglicht, ook Youp van ’t Hek had geen goed woord voor de manager over. Ondanks dat ga ik nog steeds met plezier naar mijn werk. Iedere dag is anders, het is heel afwisselend werk. Ook geef ik nog onderwijs, bij de avondopleiding Bedrijfskunde en op Nyenrode.

LdJ: Heeft u ook hier gestudeerd?
WK: Ik heb een hele vreemde route gevolgd. Ik heb eerst mavo gedaan, toen meao in Nijmegen en vervolgens heao bedrijfseconomie. Daarna heb ik twee eerstegraads onderwijsbevoegdheden gehaald. Ook heb ik een tijdje lesgegeven op de middelbare school. Eerst vijf jaar fulltime, daarna part-time naast mijn werkzaamheden aan de FDM. Toen ik hier kwam werken, ben ik ook af gaan studeren met een zgn. vrij doctoraal. Dat is een eigen vakkenpakket dat je mag samenstellen en dan voorlegt aan de examencommissie ter goedkeuring. Ik ben dus pas in 1994 hier afgestudeerd.

LdJ: Hebt u veel te maken met studieverenigingen?
WK: De faculteit is heel blij met de studieverenigingen. Wij subsidiëren de studieverenigingen en ik heb dus regelmatig contact met ze. De studieverenigingen worden wel geacht iets voor dat geld te doen. Zo moeten ze eens in de twee jaar een ouderdag en eens in de twee jaar een sportdag organiseren. Bij de organisatie daarvan kijk ik over de schouders mee, maar zij organiseren het eigenlijk. Daarnaast worden ze geacht iets in de introductie te doen. Verder bemoei ik me nauwelijks met de activiteiten die door de studievereniging worden georganiseerd. Als er iets misgaat, zoals dit jaar gebeurde bij de organisatie van de introductie, trek ik aan de noodrem. We moesten nu een student-assistent aanstellen om de introductie in goede banen te leiden en een deel van die kosten hebben we gekort op de subsidie van de studieverenigingen.

LdJ: Hoe ondersteunt de faculteit de studieverenigingen om deze taken te vervullen?
WK: Onder andere dus met de subsidies. Daarnaast was het zo dat de studieverenigingen naar de mediatechniek konden gaan om apparatuur te huren. Hier werd in mijn ogen echter te veel gebruik van gemaakt en daarom hebben we daar wel een maximum aan gesteld. Zij mogen dit echter nog steeds. Verder ondersteunen we de studieverenigingen met extra geld als zij iets willen organiseren met nationale dan wel internationale allure, zoals studievereniging BOW (bestuurskunde) eens in de vijf jaar doet.

LdJ: Wat vindt u over het algemeen van het functioneren van de studieverenigingen op de faculteit?
WK: Tot een jaar of twee geleden was daar niets op aan te merken, maar de afgelopen twee jaar is er bij twee activiteiten iets misgegaan. Nog steeds zijn wij echter blij met de activiteiten die zij organiseren.

LdJ: Wat vindt u van het functioneren van Synergy?
WK: Dat kan ik niet overzien. De studieverenigingen werken samen in het SVM. Ik heb dus weinig contact met de individuele studieverenigingen, maar meer met SVM.

LdJ: Hebt u nog tips voor ons als Synergy zijnde?
WK: De arbeidsmarkt is op het moment niet de makkelijkste. Afgestudeerden zijn langer op zoek naar een baan. Een aantal activiteiten zouden zich daarop moeten focussen. Wij organiseren bijvoorbeeld het Coachcafé. 30 masterstudenten en pas afgestudeerden krijgen dan de kans om met verschillende ‘coaches’ te praten. Dat zijn mensen die in deze faculteit zijn afgestudeerd en al een tijd aan het werk zijn. Zo hopen wij studenten wat meer houvast te geven in hun eerste stappen op de arbeidsmarkt. De faculteit der Rechtsgeleerdheid en enkele andere universiteiten doen dit ook en hebben daar goede ervaringen mee. Ook voor Synergy is dit belangrijk. Carrièredagen, sollicitatietrainingen, studenten de mogelijkheid bieden in  contact te treden met bedrijven, dat zijn activiteiten waar de studieverenigingen zich vooral op zouden moeten richten. Ik weet dat Synergy dit al doet, maar misschien dat dat nog wat intensiever kan.