Docent Dirk
Vriens geeft zijn kijk op het gebruik van citaten, cruciaal voor al die
studenten die nu zwoegen op hun scriptie.
Sinds enige
tijd zijn veel studenten bezig om hun bachelor- of masterscriptie te schrijven.
Voor veel studenten is dat een hele opgave: teksten zó schrijven dat je anderen
(bv. begeleider en meelezer) kunt overtuigen van je argumenten. En als je
twijfelt aan de juistheid van je argumenten, dan is er altijd nog een heel
arsenaal aan pseudo-redeneringen en trucs inzetbaar.
Een
middel dat soms wordt ingezet om de geloofwaardigheid van een scriptie te
verhogen is het gebruik van één of meer ‘diepzinnige citaten’. Deze zijn vaak
van een tot de verbeelding sprekend persoon (Einstein ofzo; een citaat van
Bassie en/of Adriaan is minder gebruikelijk) en worden dan bijvoorbeeld aan het
begin van een hoofdstuk geplaatst en wekken op z’n minst de indruk van een
zekere eruditie. De rest van de tekst komt daarmee, zo is de hoop, ook in een
ander daglicht te staan.
Het
effect wordt trouwens verhoogd als het diepzinnige citaat van een wat minder
bekend persoon is. Zoals in:
“Bla bla bla (diepzinnig citaat)”
Louis-Claude de Saint Martin
De boodschap
is dan dat de scriptieschrijver toch kennis heeft van (een deel van) het oeuvre
van deze figuur. Helemaal subtiel is het als je het citaat ook nog in het Frans
geeft (als het een Frans citaat betreft) en onvertaald laat (er zijn grenzen
hier: Bulgaars Bulgaars laten is over-the-top).
De
meningen zijn verdeeld over “het mokerslag-moment” van de methode. De één zegt
dat je daartoe nog nadere informatieover de geciteerde persoon moet toevoegen
(bv: “redelijk onbekend filosoof”, of “14e-eeuws staatsman”. De
persoon moet wel echt redelijk onbekend zijn; nadere informatie over Einstein
geven werkt niet). Anderen beweren dat je juist niets moet toevoegen. Gewoon
laten bij Louis-Claude de Saint Martin. Bam.
Goed, behalve
dat citaten natuurlijk waardevol kunnen zijn, worden ze dus soms gezien als
instrument om de scriptie extra overtuigingskracht te geven. Dat vond ook een
student van wie een collega een concept-scriptie onder ogen kreeg. De student
had het wel heel bont gemaakt. Niet alleen begon elk hoofdstuk met een citaat
van Churchill, Einstein of Wayne Gretzky; ook had elke paragraaf een eigen
startcitaat (soms wel twee). Daarnaast was er nog een hoofdcitaat aan het begin
van de thesis en werd de inleiding gelardeerd met citaten die ondersteunden hoe
moeilijk het allemaal was geweest. Het probleem was een beetje dat de citaten
niet echt verband hielden met de rest van de tekst. Sterker: dat was nogal
zoek. En helemaal treurig was dat de citaten de thesis niet naar een hoger plan
tilden (de tekst tussen de citaten was helaas gewoon niet duidelijk genoeg).
Toen de student werd aangesproken op
de onbegrijpelijkheid van de scriptie en de niet te volgen relatie tussen
citaten en scriptie-inhoud verblufte hij mijn collega, en nog wel met een
citaat (van Cruijff, J., voetballegende, 1947,-): “Als ik zou willen dat je het
begreep, had ik het wel beter uitgelegd”.